protocol koliekpijn

Koliekpijnen zijn zeer heftige in aanvallen voorkomende pijnaanvallen die worden veroorzaakt door krampen van het gladde spierweefsel in de wand van de ureter.

Meestal worden ze veroorzaakt door een steentje, een stolsel of een uitzetting (dilatatie) van de wand bij afvloedbelemmering.

 

De behandeling van eerste keus: (niet tijdens zwangerschap, zie onder)

 

-         diclofenac.: - 75 mg i.m. zonodig maximaal 3 x per 24 uur

  of 100 mg supp; maximaal 2 x per 24 uur

 

 Na i.m.-toediening  treedt de werking in na ca 15 minuten; na rectale toediening kan het langer duren voordat het effect merkbaar wordt (0,5 tot 2 uur)

Op het moment dat patienten worden opgenomen hebben ze vaak al de maximale dosering diclofenac gekregen via huisarts of eerste hulp. Bij de initiële behandeling van patiënten met kolieken wordt diclofenac daarom dus meestal niet gebruikt. Wanneer een patiënt al opgenomen is en b.v. de dag na opname weer een aanval krijgt geven we eerst weer diclofenac (im of supp) (bij zwangeren in overleg met gynaecoloog).

 

De behandeling van koliekaanvallen bij acute opname bestaat dan ook uit pijnstilling aangevuld met spasmolytische therapie, hierbij wordt de gladde musculatuur van de ureter geremd. Butylscopolamine (Buscopan®)  wordt intraveneus toegediend en werkt dan meestal goed en snel.

Tabletten of zetpillen hebben geen zin bij behandeling van koliekaanvallen.

(Buscopan mag veilig tijdens de gehele zwangerschap worden gebruikt)

 

Een ander spasmolyticum dat vaak een snel en goed effect laat zien wanneer buscopan niet voldoende effect toont is Atropine. Dit is net als butylscopolamine een anticholinergicum dat voor deze indicatie alleen intramusculair, 0,25 mg, wordt toegediend, eventueel tegelijk met een centraal werkende pijnstiller zoals de morfine-agonist piritramide (=Dipidolor®),  eerste gift 0,2 - 0,3 mg/kg, veelal 20 mg intramusculair, eventueel te herhalen, maximaal 80 mg per 24 uur; oudere  patiënten en bij gewicht < 60 kg is de dosering 10 mg per keer.